• Welkom & agenda
  • Leven in de Brouwerij
    • Wat kan je verwachten?
    • Beeldfragment
    • Getuigenissen
    • Praktisch
    • Bijzondere dagen
  • Deelnemen
    • Kom meeleven
    • Praktisch steunen
    • Financieel steunen
    • Lees de Velletjes
  • Bibliotheek
    • Aanbod boeken
    • Digitale bib
  • Over ons
    • Ontstaan
    • Wie zijn wij?
    • Contact & route
  • In English
    • What to expect ?
    • Practical information
    • Video

Op onze boot zijn ze maar even





en de jongens en meisjes
zij die in de morgen van het leven zijn
ze leren leven
nee: niet leren
zelf doen ondervinden aan den lijve
hoe het leven is
ze leiden naar het land achter de einders
nee: niet leiden
laten gaan want liefde
is van zich weg beminnen
niet wijzen want ze gaan toch
hun eigen richting uit
niet vlak voor hen gaan staan
hoogopgericht op lezenaars van eigen beter weten
want dan benemen wij het uitzicht
enkel terzijde staan
wanneer zij kijken horen voelen
met nieuwe geuren in de neus
en in de mond de smaak van ongekendse dingen
want sinds het wonder in hen gaande werd
is voor hun hunker ieder huis te klein
en wijken alle einders
niet schrikken als ze kort daarop
het pasverlaten huis weer binnenbreken
en achter toegesmakte deuren
schokkend liggen in hun bed
de wereld kan niet klein genoeg zijn dan
stillekes de trap opgaan
en het gordijn dichtschuiven
want nu is alle zon te hel
en op de rand van ’t bed naast hen gaan zitten
en ze niet vragen wat er scheelt
alleen terzijde staan
nee: niet eens terzijde staan
ze laten gaan alweer en ze niet volgen
wanneer ze hollen naar het strand
waar er geen vreemde mensen zijn
alleen maar vrienden met dezelfde drang
dartelend de golven in
met jubeling van leden
want alle kleren vielen
niet op de verre rots ze gadeslaan
maar binnenshuis alvast het vuur aanmaken



want zie: de golven worden woest en wild
zeemeeuwen krijsen boven de branding uit
die niet meer streelt maar striemt
waar zijn de vrienden nu?
alleen nog rotsen die hen beuken
en water dat hen wegwil
neersmakt op het strand
waar nu niemand meer is
daar dan zijn
niets zeggen
alleen de warme deken laten spreken
en de klaargemaakte drank
want straks zijn ze weer weg
de donkerte van wouden in
want weer een nieuwe lokroep werd gehoord
ze niet achternagaan en achter stammen gluren
ze willen alleen zijn met hun bonzend hart
wanneer ze de verboden beken volgen
tot aan het wonder van hun bron
maar komt er ’s nachts
de angst voor de geluiden
waken
en hun verre roepen horen
en ze af doen komen
struikelend
op je herkende licht
ze niet aan eigen touw en stevigheid
optrekken naar onze hoogste top
ze zelf de bergmeren laten ontdekken
die als lieve ogen zijn
ze daarin laten staren
want water brengt tot rust
maar zie ineens worden het monden
van hevige vulkanen
loeiende kraters van vuur
en vuur doet zeer
maar in de berghut ondertussen
bereidde je balsems
voor hun verschroeide leden
en hun verzengde haar
ze niet naroepen vanop bezorgde steigers
wanneer ze roekeloos
uitvaren op hun prille boot



want ver in zee
bedrijven zij hun dromen in het ruim
waar alles ineens mogelijk is
en alle wens aanwezig
tot zij ineens het bonzen horen op de romp
van wildgeworden wateren
en huilende het dek opvliegen waar
het koud is
en alle masten kraken
dan in de buurt zijn
en lijnen gooien
en warme kleren geven
en veiligheid van dek
hun bange boot op sleeptouw nemen
want op onze boot
zijn zij maar even

deze tekst verscheen als Nawoord in de 2de druk van 
"De Paradijs Ervaring"
hij is tevens verkrijgbaar als poster (formaat A2)

later verscheen in het boek "Ik zegen je
 "ook nog
een 'inleidend gedeelte' over de kindertijd:

De kinderen

zij die in de ochtend van het leven zijn
ze ongehinderd & naar hartelust
laten spelen het spel
dat voor hen arbeid is
& ze huppelend naast ons
almaar van antwoord dienen
onvermoeibaar
als hun vingertje de wereld wijst

want zie: zo wordt hij ook voor ons weer nieuw
& handje vastgehouden
ze met kramp & kronkels moeizaam leren
wat we zelf allang vergeten zijn
hoe moeilijk het ons viel
& hun plotse traantjes drogen
met de eigen grote zakneusdoek
waarin allang niet meer geweend is
want grote mensen kennen geen verdriet
& wanneer de wereld hen voor het eerst gekneusd heeft
neerhurken op hun hoogte
& de pijn wegstrelen uit hun knietjes
zodat de eigen hand er zacht van wordt
& niet vooruit ga spelen zeggen
als ze bij je willen zijn
maar trek ze ook niet op je schoot
wanneer ze buiten vogels horen

liever de ramen sluiten
dan daarbuiten
hun spel doen stokken
want kinderen kennen geen lawaai
voor hen is het alleen geluid
& komen ze in onze klare kamers
met pasgeplukte bloemen binnen
niet eerst naar hun bemorste voeten kijken
maar naar hun verrukte hand
want kinderen horen niet braaf te zijn
want braaf wil zeggen: aangepast
aan wat wij ouden zouden willen
& hebben wij dat recht?

& ’s avonds
beerke omklemd
ze te rusten leggen in beddekes zo klein zo klein
(waarom zijn die van ons zo groot?)
en ze tot slapens toe
het eindeloze verhaal vertellen
van hoe de grote mensen
hadden willen zijn
Deze site maakt géén gebruik van cookies. Oef!
De inhoud van deze site is vrij te gebruiken voor niet commerciële doeleinden doch slechts in ongewijzigde vorm en met bronvermelding.